Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [46]Uw volheid en [47]uw tranen zult gij [48]niet uitstellen; den eerstgeborene uwer zonen [49]zult gij Mij geven. 46. Dat is, de volrijpe vruchten, of de vruchten, die vol en rijp zijn, gelijk Num.18:27. 47. Aldus worden de wijn en de olie genoemd, omdat zij als tranen vlieten, wanneer zij uitgeperst worden. 48. Versta hierbij, maar gij zult ze Mij ten rechten tijd betalen. 49. Of, rantsoenen met vijf sikkelen zilvers, die men den priesters des Heeren gaf, Num.18:16.